Rechtbank Noord-Holland, 24 januari 2025, ECLI:NL:RBHO:2025:1130 In de zaak Jeneverbes vormt een FIU-melding over de contante aankoop van een auto de basis voor een witwasonderzoek via het stappenplan. Tijdens het onderzoek wordt er ook beslag gelegd op een Maserati Ghibli, welke beslissing uiteindelijk door de Hoge Raad wordt getoetst. Informatiedeling Belastingdienst en de politie De
Rechtbank Noord-Holland, 24 januari 2025, ECLI:NL:RBHO:2025:1130
De verdediging begint met een verweer over de onrechtmatigheid van de informatiedeling tussen de Belastingdienst en het Financial Intelligence Team van de Politie (FIT). De rechtbank volgt dit verweer echter niet met verwijzing naar de relevante wetsartikelen en een uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2019:857). De Belastingdienst is bevoegd om informatie te verstrekken aan onder andere de politie indien dit nodig is om de samenwerking in het kader van de integrale toepassing en handhaving van overheidsregelingen effectief en efficiënt te laten verlopen voor zover daartoe een convenant is gesloten. Het FIT is een integraal samenwerkingsverband welke haar grondslag vindt in een convenant. De Belastingdienst en de politie zijn convenantpartners en hebben zich verplicht alle informatie te verstrekken die nodig is om de doelen van het convenant te bereiken. De gegevensdeling voldoet aan de gestelde eisen en heeft dan ook rechtmatig plaatsgevonden.
Een tweede verweer van de verdediging ziet op het schenden van de verbaliseringsplicht omtrent de gedeelde gegevens. De rechtbank verwerpt ook dit verweer, nu de gegevensdeling niet onder het opsporingsonderzoek valt en zodoende ook geen verbaliseringsplicht kent.
In november 2021 komt de FIU-melding waar het onderzoek mee van start is gegaan binnen. Het gaat om de contante aankoop van een Maserati van € 47.000. Vervolgens ontvangt het onderzoeksteam de bankgegevens van de verdachte over een periode van vier jaar. Hieruit blijken meerdere contante stortingen met een totaalbedrag van meer dan € 100.000. Er is van 2012 tot en met 2021 een legaal inkomen bekend van, in totaal, € 15.600. Er is dan ook een witwasvermoeden gerezen tegen de verdachte.
Om het witwassen in deze zaak te bewijzen wordt het stappenplan gevolgd. Met het stappenplan kan een legale herkomst van de gelden worden uitgesloten. Op basis van het witwasvermoeden (stap 2) mag dan ook een verklaring van de verdachte worden verwacht (stap 3). De verdachte geeft een drietal verklaringen waar de contante stortingen afkomstig uit zouden zijn:
- Het exploiteren van een bedrijf in gokautomaten in Duitsland;
- spaargeld uit een ouwe sok; en
- een investering van een Turks bedrijf voor een nog op te zetten bedrijf in Nederland.
Voor de aankoop van de Maserati zou de verdachte een deel van de lening van het Turkse bedrijf hebben gebruikt en daarnaast contant geld uit de verkoop van een andere Maserati.
Dankzij rechtshulpverzoeken aan Duitsland en Turkije kan de verklaring van de verdachte onderzocht worden door het Openbaar Ministerie. Hieruit blijkt dat er wel sprake was van een onderneming in Duitsland, maar dat er alleen een winst bekend is uit 2018 van zo’n € 19.000. Een getuige, de geldverstrekker, verklaart inderdaad dat er een geldlening is overeengekomen. Maar de verklaringen van de verdachte en de getuige over die geldlening verschillen op meerdere (essentiële) punten. Waardoor de verklaring van de getuige de verklaring van de verdachte niet voldoende ondersteund. De verklaring omtrent de geldlening wordt dan ook als ongeloofwaardig aan de kant geschoven.
Uit het rechtshulpverzoek naar Turkije kwamen ook twee Turkse bankrekeningen van de verdachte naar voren waar hij contant geld had gestort, maar hier heeft de verdachte niet verder over verklaard. Tijdens de zitting komt de verdachte nog wel met aanvullende verklaringen over de herkomst van het geld, maar hier gaat de rechtbank aan voorbij. Er is namelijk geen enkele onderbouwing gegeven voor de stellingen en gezien het stadium van het proces mag dit wel worden verwacht. Daarnaast kunnen de verklaringen niet geverifieerd worden.
Betreffende het geld uit de ouwe sok zijn er ook geen aanknopingspunten om nader onderzoek te doen. Dit deel van de verklaring voldoet dan ook niet aan de eisen en wordt ook terzijde geschoven. Tot slot is er nog de verkoop van de eerdere Maserati. Deze verklaring is nader onderzocht en bevestigd door de koper van de auto. Er wordt dan ook in het voordeel van de verdachte geoordeeld.
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de legale herkomst kan worden uitgesloten, behalve ten aanzien van de opbrengsten uit de verkoop van de Maserati. De verdachte wordt veroordeeld voor witwassen. De rechtbank benoemt bij de motivering van de sanctie wel de overschrijding van de redelijke termijn uit artikel 6 EVRM met negen maanden.
Op grond van artikel 6 EVRM is het uitgangspunt dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank oordeelt dat in deze zaak sprake is van bijzondere omstandigheden. Het gaat dan bijvoorbeeld om de verschillende rechtshulpverzoeken en de complexiteit van de zaak. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf te matigen en volstaat met een constatering dat er sprake is van een overschrijding.
De verdachte start een beklagprocedure (ECLI:NL:RBNHO:2023:1748) met betrekking tot het beslag van de Maserati. De Officier van Justitie verzet zich hiertegen en beroept zich op de resultaten uit Duitsland, het stevige witwasvermoeden en het feit dat het onderzoek nog volop bezig is. Tevens werd er nog gewacht op verdere stukken uit Turkije. De rechtbank is echter van mening dat het beslag niet langer proportioneel is.
Het Openbaar Ministerie stelt hoger beroep in (ECLI:NL:PHR:2024:143). De advocaat-generaal stelt in zijn conclusie dat:
“Zoals mijn collega […] heeft opgemerkt, kan eigenlijk alleen een redelijk vermoeden dat “volstrekt uit de lucht gegrepen is”, leiden tot het oordeel dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat verbeurdverklaring (of onttrekking aan het verkeer) van het in beslag genomen voorwerp zal volgen.”
De AG benoemt dat de rechtbank op basis van een incompleet dossier heeft geoordeeld, want de rechtshulpverzoeken aan Duitsland en Turkije moeten nog deels beantwoord worden. Een oordeel op basis van een onvolledig dossier is een van de redenen van de Hoge Raad om het onderzoek naar een klaagschrift aan te merken als een summier onderzoek. Daarnaast lijkt de beklagrechter van oordeel dat er geen verdenking van witwassen meer is nu de verdachte onderbouwing heeft aangeleverd voor zijn verklaringen. Dit is echter de taak van de zittingsrechter, waardoor de beklagrechter vooruitloopt op de zaken. De Hoge Raad casseert de beslissing van de rechtbank, de beklagrechter mag niet vooruitlopen op uitkomst van het lopende onderzoek (ECLI:NL:HR:2024:506).